Afbeelding
Foto:

Flipje

Ik ben in Tiel. En vergis je niet, Tiel is mooi wel een van de oudste steden van ons land. Rond het jaar 1000 was het een handelsstad waar ze ook over de grens U tegen zeiden.

Wie nu Tiel zegt, zegt nog altijd sjem (en schrijft jam) – ik kan daar niet omheen. De Nederlandsche Fabriek van Verduurzaamde Vruchten Maatschappij de Betuwe N.V. timmerde vanaf het eind van de negentiende eeuw flink aan de weg. De Boerenoorlog had voor een vliegende start gezorgd: de tot dan favoriete Engelse jam ging in de ban en die van de Hofleverancier uit de Betuwe bleek op z’n minst zo lekker.  In 1935 en later stak stripfiguur Flipje nog een handje toe. Het van frambozen, rode bessen en een koksmuts in elkaar stekende ventje hielp de aan de lopende band in de problemen rakende juffrouw Schaap, Bertje Big en Flapoor Olifant met het grootste gemak steeds weer uit de brand. Jamfabriek De Betuwe wilde net zo’n succes als Verkade met zijn albums, en dat lukte heel aardig. 

De strips werden getekend door Eelco Martinus ten Harmsen van der Beek, z’n echtgenote Freddie Langeler schreef de teksten. 

Flipje legde de twee geen windeieren. Het echtpaar stierf helaas jong, en dochter Fritzi - ze dichtte als de beste en was heel even getrouwd met Remco Campert - en vooral zoon Hein jasten de erfenis er met de nodige geestdrift doorheen. Ik zeg dat op gezag van Annejet van der Zijl, die de wederwaardigheden van de scheppers van Flipje en bovenal die van de dichteres in haar debuut ‘Jagtlust' fraai boekstaafde.

 Op de Markt staat een beeldje van Flipje, dat spreekt voor zich. Het ventje staat op wegwijzers in de stad, er is een Flipje museum en op bankjes in het centrum zie je stripfragmenten. We zullen weten dat we in Tiel zijn.