Afbeelding
Foto:

Krakkedel

Ik verlaat Doornenburg. Het kanoverhuurbedrijf aan de oever van de Linge maakt geen overuren vandaag, het is maandag en het is koud. Maar de zon schijnt. De kale, pas geploegde akkers en de weilanden liggen er verwachtingsvol bij: laat maar komen, dat voorjaar. 

De Linge maakt zowaar een paar flauwe bochten. In de rietkragen langs de oever scharrelen meerkoeten, ik zie zowaar de eerste eendenkuikens de oversteek wagen. 

De Linge en ik kruisen de provinciale weg van Gendt naar Angeren. Krakkedel heet de straat, Bordewijk en Marten Toonder zouden de naam bedacht kunnen hebben. Er ligt een stuw onder de brug, de eerste van een hele reeks hier in de Over-Betuwe. Ze houden de waterstand in de Linge op peil.

Het fietspad gaat vanaf hier over de noordoever verder. De laagstamfruitbomen langs het pad bloeien uit volle macht. Aan de overkant van de Linge staan een paar achttiende-eeuwse, rietgedekte boerderijen. De Loohof heet er een, het moet hier ooit bossig geweest zijn. Hij staat op een verhoging in het terrein, bij een bruggetje. Zie ik bij die boerderij even verderop een wijngaard? 

En dan is daar weer dat open, wijdse vlakke land. De Linge loopt van Doornenburg tot aan Elst alleen maar door komgebied. Ze slingert hier boven de buurtschap Flieren alsof ze nu al die echte rivier is. Zou hier een stroomruggetje in de ondergrond liggen? Kieviten buitelen boven het land, gelukkig, ze zijn er nog. Een fazant zoekt, schor misbaar makend, een heenkomen.