19 juli. Voedselzoekende lepelsnavels in de Tollewaard bij Lienden. Bovenin een scholekster. (foto: Henk van der Kooij)
19 juli. Voedselzoekende lepelsnavels in de Tollewaard bij Lienden. Bovenin een scholekster. (foto: Henk van der Kooij) Henk van der Kooij

Vogeltrek:

witten trekken weg

LIENDEN - O die lepelbekken .. wat zijn het toch heerlijke vogels. U kent ze toch ook? U weet toch dat ze al jaren in De Blauwe Kamer bij Rhenen broeden? Toch al gauw veertig paren!

Door Henk van der Kooij

Het gaat de lepelaar goed in Nederland. Waren er in 1970 nog maar 170 broedparen over, vooral na 1990 verging het de soort beter: 1000 paren 1997, 2000 paren in 2009, en nu telt ons land de laatste jaren ruim 3000 paren (Sovon). Maar het is nu begin oktober. Alles heeft zijn bepaalde tijd. Er is een tijd van komen en van gaan. Veel lepelaars zijn al uit onze omgeving vertrokken. Maar nog niet allemaal. Op 30 september zag ik nog drie vogels in de Tollewaard bij Lienden. De Nederlandse vogels verdwijnen in oktober en de eersten komen eind februari, begin maart weer terug. Veel Nederlandse lepelaars overwinteren in West-Afrika, een deel in Zuidwest-Europa. Op de foto ziet u drie lepelbekken. U ziet links een puber-vogel, rechts twee volwassen vogels. Hoe dat te zien is? Vooral aan de lepel: de juveniele vogel heeft een lichtgekleurde, de twee adulte vogels hebben allebei een zwarte lepel met gele punt. De vogels lepelen al wadend met hun snavel zijwaarts door het water. Vandaar de Engelse naam spoonbill, lepelsnavel. Gelukkig hoeven wij niet zo elke dag naar voedsel te lepelen. Verschil moet er zijn. Tenslotte zijn wij mensen geen dieren en stammen we er ook niet van af.